De Lier

Er is nog geen wandel- of fietstocht in De Lier

Om de monumenten in De Lier te bekijken klik op deze link naar de monumenten in De Lier


De geschiedenis van het dorp De Lier

Nadat Naaldwijk en Maasland hun gebied met kaden of lage dijkjes hadden veilig gesteld tegen overstromingen, kon het Maaswater nog vrij in- en uitstromen over het huidige grondgebied van De Lier via het getijderiviertje met de latijnse naam Liora. Later werd dit de Lier, waaraan ons dorp zijn naam heeft ontleend. Ter onderscheiding van de dorpsnaam kreeg het riviertje de naam Lee. De dijk die Maasland moest beschermen, Burgersdijk genaamd, vormde een verbindingsweg voor de bewoners, die hun boerderijen aan de veilige binnenkant hadden gebouwd, vaak ook op nog bestaande terpjes.

Na verloop van tijd slibde ook het gebied van De Lier hoger op, zodat beweiding door schapen en vee en bewoning mogelijk werd. Het eerst was dit het geval bij de bovenloop van de Lee,  zo ver mogelijk van de Maas. Archeologen hebben in 1979 de restanten van het eerste huis teruggevonden in de Oude Lierpolder, dichtbij de Noordlierweg. Het betrof het omgrachte mottekasteeltje Uterliere, dat op een opgeworpen terp was gebouwd en waarbij een kapel was gebouwd dat vanuit Naaldwijk dagelijks werd bediend voor de kasteelbewoners en voor de bewoners van de omgeving.

Door een dwarsbedijking tussen de Oostbuurtseweg en de Noordlierweg werd het gehele gebied van ’t Woudt veiliggesteld voor overstromingen. Later zijn nog meer dwarsbedijkingen opgeworpen, zoals de Hoefweg en de Oudendijk, beide tussen de Oudecampsweg en Westerlee. Daarmee zijn de grenzen van het ambacht en de latere gemeente De Lier aangegeven. Het ambacht bleef tot 1282 in het bezit van de graaf, aan wie de bewoners en grondgebruikers jaarlijks hofhuur moesten betalen. In dat jaar gaf graaf Floris V het ambacht De Lier in leen uit aan Jan Persijn, in ruil voor diens bezittingen in Waterland en Zeevang.
Als het gebied in de Middeleeuwen na de winter te nat bleef, werd het via een gat in de dijk weer geloosd door een zogeheten ‘lucht’ of ‘lugt’. Het is een bekende toponiem in Vlaardingen en Maasland. Ook De Lier kende zo’n lucht in de Hoogweg tussen het huis De Bommel en het dorp. Een huisje in de berm van dit stukje Hoogweg werd ‘De Lugt’ genoemd.

In 1245 kregen de parochianen van de Duitsche Orde, die eigenaar was van de kerk van Maasland, het recht een eigen kerk te bouwen. De kapel werd afgebroken, en in het dorp werd een nieuwe stenen kerk gebouwd. Vermoedelijk in de vijftiende eeuw werd deze kerk vergroot en kreeg hij ongeveer de huidige grootte.
Op 1 april 1572 veroverden de Watergeuzen Den Briel, en gebruikten deze stad als uitvalsbasis voor rooftochten in het Westland. Kloosters en kerken werden geplunderd en de Lierse kerk werd waarschijnlijk in juli 1572 beroofd en daarbij is brand ontstaan. Praktisch de hele kerk brandde af en alleen stenen toren en de muren en de pilaren stonden nog overeind. De kerk bleef zo tientallen jaren als een ruïne liggen.
De Lier heeft in de Spaanse tijd ook zijn geloofsmartelaren gehad. De pastoor van het dorp, Arend Dirkszoon Vos bekeerde zich tot het protestantse geloof. Dat kostte hem zijn leven, want hij werd in Den Haag ter dood gebracht. De straat rondom de kerk, A.D. Vosstraat is naar hem vernoemd. Toen de Spaanse troepen verdreven waren uit deze streken, namen zijn volgelingen wraak. Zijn opvolger als pastoor, Hubertus Adriaansz. werd opgepakt, naar Delft overgebracht en gevangen gezet. Daar is hij zonder een behoorlijk proces ter dood gebracht.

De parochianen woonden verspreid over zes ambachten: De Lier, Maasland, Groeneveld bij ’t Woudt en het ambacht Dorp (Schipluiden) en Honderdland. In 1611 verleenden de Staten van Holland deze parochianen het recht een afzonderlijk bestuurslichaam te vormen onafhankelijk van de ambachtsbesturen, voor zaken die al deze parochianen betroffen, zoals de school, het armbestuur, de kerkmeesters die over het kerkgebouw gingen, de vroedvrouw, de voetpaden en de brandweer. Om de kosten te dekken, mocht de parochieraad, zoals dit college werd genoemd, belasting heffen van alle parochianen.

Bij de benoeming van kerkmeesters en armbestuurders werd aanvankelijk niet gelet op de godsdienst. Hoewel De Lier grotendeels protestants was, waren de boeren in de buitengebieden vaak Rooms-Katholiek, die ook meebetaalden aan de parochiebelasting. Maar zo scherp lagen de verhoudingen niet. In het dagelijks leven kwamen protestanten en Rooms-Katholieken elkaar vaak tegen. In 1656 kwam aan de coulante samenwerking een einde. De Staten van Holland, die de benoeming van parochiebestuuders moest goedkeuren, vielen over de benoeming van een Rooms-Katholieke armbestuurder door de parochieraad, en de benoeming werd ingetrokken.
Deze parochieraad heeft bestaan tot de Franse Tijd in 1812. De tijden waren veranderd en er was geen plaats meer voor een bestuur zoals de parochieraad. De raad werd opgeheven, en hoewel een rekest aan de koning een herstel van de raad beoogde, wees de koning dit af.

Intussen bleef de kerk een ruïne, totdat de predikant ds. W. Hasius in 1657 het initiatief nam om kerk en toren te herbouwen. Alleen het koor was in 1591 provisorisch dichtgemaakt, zodat daar de kerkdiensten konden plaatsvinden. De predikant ondernam een bedeltocht bij Haagse bestuurders en langs alle kerken in de provincie Holland. Ook de inwoners van De Lier werd om een bijdrage gevraagd, inclusief het Rooms Katholieke volksdeel  Tenslotte beliepen de financiële toezeggingen 12.000 gulden. Met dat bedrag kon aan de herbouw en restauratie worden begonnen en werden kerk en toren herbouwd op de wijze zoals ze er nu nog uitzien. De toren dus zonder oorspronkelijke spits!
Tenslotte werden in de jaren 1954 t/m 1957 de toren en de kerk opnieuw grondig gerestaureerd en waarbij de toren voorzien werd van boogfriezen. Deze kerk staat al eeuwen bekend als de Dom of Domkerk van De Lier.

In de 17e en 18e eeuw werd de teelt van vlas naast de veehouderij de belangrijkste bron van bestaan. Op het pleintje vóór museum De Timmerwerf staat een bronzen beeldje van een vlaswerker. De verwerking van vlas vond plaats in vlasschuren onder stoffige en ongezonde omstandigheden. Om de kelen te smeren moest veel gedronken worden. Water drinken was belangrijk en de vlaswerkers namen dat in theepotten mee naar de schuren, maar er zat lang niet altijd water of thee in. Jenever hielp ook doeltreffend om de kelen te smeren. Vandaar dat de Lierenaars in de omliggende dorpen ‘theebukkers’ worden genoemd, naar de vorm van de theepotten. Het droge vlas was erg brandbaar, vandaar dat de parochieraad veel maatregelen nam om branden te voorkomen; grote branden zijn dan ook niet voorgekomen in de vlasschuren.

In een strook achter de duinen verschenen in de 17e en 18e eeuw vele buitenplaatsen, waar rijke stedelingen de zomer doorbrachten. In De Lier werd in de Hoefpolder een dergelijke buitenplaats aangelegd met tuinen en waterpartijen, genaamd Hoofbosch. Burgemeestersfamilies uit Delft, Den Haag en Rotterdam zijn eigenaren geweest. Kort voor de Franse Tijd is de buitenplaats verkocht en werd het land weer veranderd in weiland. Het ijzeren toegangshek met de naam ‘Hoofbosch’ is verkocht en staat nu bij een boerderij langs de Delftse Schie.
In de Oostbuurt tegenover het huidige woonwagenkamp, stond een huis met een dubbele trapgevel genaamd Oosterlee, waarschijnlijk gebouwd door de heer van De Lier. Er achter werd eveneens een kleine buitenplaats aangelegd. Van beide buitenplaatsen is niets meer over dan een gevelsteen met de naam ‘Ostterlee’ en wat archeologische vondsten. In 1711 is een kaart in opdracht van het hoogheemraadschap Delfland gemaakt door de kaarttekenaar Kruikius, waarop alle vaarten en gebouwen staan ingetekend.

Er bestaat in De Lier een straatnaam ‘het Kloosterslop’, hoewel er nooit een klooster in of bij het dorp heeft gestaan. Er heeft een legende bestaan dat er een onderaardse gang liep van de Domkerk naar een klooster of kasteel in Burgersdijk. Er heeft daar in de middeleeuwen  inderdaad een mottekasteeltje gestaan met de naam ‘Boekestijn’, dat met een geheime gang verbonden zou zijn geweest met de Dom. Als je de trap naar de toren wilt nemen, moet je eerst een paar treden naar beneden als gevolg van de verzakking van de toren tijdens de bouw. Dat kan aanleiding zijn geweest voor het geloof dat die treden naar een tunnel leidden. Recht tegenover de kerk liep een kort slop en het geloof was dat daaronder de onderaardse gang liep. Nu de situatie tegenwoordig wat is gewijzigd, heeft het gemeentebestuur een voetpad de naam Kloosterslop gegeven, zodat de legende kon blijven bestaan!

Het grondgebied van de voormalige gemeente De Lier bestaat uit twee polders, de Oude Lierpolder en de Hoefpolder, die beide werden bemalen door een stenen molen. Bij Westerlee stond nog een stenen korenmolen. Van deze drie molens, resteert alleen nog de romp van de molen van de oude Lierpolder. De polders worden tegenwoordig bemalen door een elektrisch gemaal.

De gemeente De Lier is in 2004, samen met vier andere Westlandse gemeenten opgegaan in de gemeente Westland.