17 december 2018

De Korenmolen Windlust in Wateringen

Een moNUment met een Bom als molenaar. 

door Piet van der Valk

In een archiefstuk uit 1326 lezen we dat er sprake is van een “molle opden mollecamp” in Wateringen. Dat was een veel kleiner exemplaar dan de huidige molen. Een type als de standerdmolen zoals we die toen veel aantroffen. De oudste nog aanwezige standerdmolens in Nederland zijn o.a. Windlust in Nistelrode uit 1532. Ook in Monster stond vroeger een standerdmolen. Daar werd in 1311 de molen in Monsterambacht geschonken door Heer Diederic (Dirc) van der Wale. Dirc kwam in 1317 te overlijden, hij was gehuwd met Vrouwe Maria uten Goye, weduwe van Heer Jan van der Wateringhe. In het eerste huwelijk was Maria derhalve getrouwd met haar volle neef, Jan van de Wateringhe, deze was een zoon van heer Gerard van de Wateringhe en van Machtelt van Teylinghen, een tante van Maria. Haar eigen moeder heette Margaretha van Teylinghen en was mogelijk zelfs de tweelingzus van Machtelt (zie ook de beschrijving van de Molen “De Vier Winden” ). Het geslacht van de Wateringhe stierf in de mannelijke lijn uit met het overlijden van Aalbrecht in 1387. Zijn dochter Willeme, huwde ridder Gerard van Egmond, Baljuw van Kennemerland en Capiteijn van Stavoren. Na deze Gerard was zijn zoon Jan van Egmond nog heer van het slot in Wateringen, dat daar tot diep in de 15e eeuw heeft gestaan. Uit zijn huwelijk met Jenne Bastaard van Arkel wordt een dochter geboren, Willeme van Egmond van de Wateringhe, die weer in het huwelijk trad met Willem III van Naeltwijck, Ridder en Erfmaarschalk van Holland, Raad en Rentmeestergeneraal van Holland. Op deze wijze werden de Heren van Naeltwijck ook Heer van Wateringhe. Zij bewoonden het toenmalige Slot te Honselersdijk. Hun oudste kind was Heer Hendrik IV van Naeltwijck, evenals zijn vader Ridder, enz. enz. en gehuwd met Machteld van Raaphorst. Het paar bleef kinderloos. Margaretha van der Marck erfde in 1544 o.a. de heerlijkheid van Wateringhe van haar broer.

Door vererving nieuwe eigenaren
Zij was gravin van Arenberg en een van de laatste telgen van het geslacht van Naeltwijck en zij huwde 3 jaar later met Jean de Ligne, die hierdoor graaf van Arenberg werd. De Wateringse molen ging in eigendom mee met de erfgenamen zoals hierboven beschreven. Bekend is dat ene Jan Adriaenszoon in 1561 molenaar was en de molen pachtte van de familie van Arenberg. Tijdens de tachtigjarige oorlog heeft men de molen onklaar moeten maken om te voorkomen dat de Spanjaarden er zich zouden verschansen. De polders als o.a. de Wateringveldsepolder, kwamen als gevolg van het doorsteken van de dijken in Zuid Holland onder water te staan. De Graaf van Arenberg was toen stadhouder van Groningen en bevelhebber van de Spaanse troepen. Hij sneuvelde en zijn bezittingen werden door de Staten van Holland als straf geconfisqueerd, omdat hij in Spaanse dienst was gebleven. Na een bestand en teruggave van de bezittingen aan zoon Karel van Arenberg besloot deze de Westlandse bezittingen te verkopen.

Fredrik Hendrik
Zo kwam in 1612 “de corenmolen van Wateringhe” met veel land in handen van Frederik Hendrik. Een rentmeester zorgde voor verpachting en onderhoud. Molenaars uit deze periode waren o.a. Thonis Corneliszoon (1612-1617), Aelewijn Jacobszoon (1617-1621), Jacob Janszoon (1621-1628) en Jan Corneliszoon (1628-1637). Antonij Ruijchrock (1638-1660), gehuwd met Catharina de Vliegh, werd opgevolgd door zijn Wateringse achterneef Gijsbrecht janszoon Olsthoorn (1660- ca 1680. Ary Corneliszoon Starreveldt volgde hem op rond 1685, waarna Jan Willemszoon Overvest de molen voor twee maal vijf jaar pachtte. In 1687 brak er een onderdeel van de molen tijdens harde wind en in overleg met rentmeester Willem Schoon, kreeg hij toestemming een en ander te laten repareren. In 1696 pachtte Cornelis Haselaar voor drie maal vijf jaar, maar Cornelis overleed in 1710 en zijn weduwe met drie jonge kinderen kreeg geen toestemming de pacht te verlengen. Na de dood van stadhouder Willem III brak een periode van onzekerheid aan. Het zogenaamde “Stadhouderloze Tijdperk” werd deze periode genoemd. Koning Frederik van Pruisen maakte als kleinzoon van Frederik Hendrik ook aanspraak op de bezittingen van de overleden Willem III. In 1712 kreeg hij veel ervan in handen, waaronder dus ook de Wateringse korenmolen.

De molen weer Oranje bezit
Deze periode duurde tot 1754 toen de moeder van Willem V, Anna van Hannover de bezittingen voor 705.000 gulden terugkocht. Tot de bezittingen behoorden o.a. ook het slot Honselersdijk. Eigenaar werd de vorst van Nassau. Uit deze periode zijn slechts twee molenaars bekend. Maarten Arienszoon Schenk was molenaar van 1711 tot een onbekende datum en Jan Jacobszoon van der Willick van 1730 tot 1735. De laatste kwam door het plaatsen van een schutting in conflict met de schepenen van Wateringen. Arnoldus van Rhijn 1719 -1777 pachtte de molen voor langere tijd. Hij was vanaf 1755 ook schepen van Wateringen. Vijf van zijn zoons werden molenaar in de wijde omgeving. Zo werd zoon Pieter van Rhijn molenaar op Wateringen en eveneens schepen van Wateringen. De Franse tijd van 1795 tot 1813 brak aan. Stadhouder prins Willem V vluchtte in 1795 naar Engeland. Goederen en eigendommen van de prins werden verbeurd verklaard en in beslag genomen en werden beheerd door de Domeinen. In 1805 werd de molen voor 400 gulden per jaar verpacht aan Dirk Hooijkaas uit Vlaardingen waar zijn vader korenmolenaar was geweest. Voor 120 gulden werd ook het molenhuis, schuur en erf gehuurd.

De molen te koop
In 1812 werd door Domeinen voor 8.320 gulden de molen te koop aangeboden. Huijbregt Persoon, een broodbakker uit Wateringen werd de nieuwe eigenaar. Huijbregt, gehuwd met Emerentia van der Juijst, kwam in 1814 te overlijden. Er wordt aangenomen dat Dirk Hooijkaas nog een aantal jaar molenaar bleef. Emerentia overleed in 1843 en hun twee zoons Cornelis en Martinus Persoon verdeelden in 1861 een erfenis van ca 37.800 gulden, stukken land, enkele huizen en de korenmolen. Cornelis Pancratius Persoon (1802 -1878) huwde in 1828 met Clasina Ammerlaan (1805 -1877), hij was toen al jaren molenaar in Wateringen. De molen die er toen stond was een wipmolen.familie. Molens werden toen meer in polders gebruikt en minder als korenmolen. Twee dochters van Cornelis en Clasina huwden met zonen van burgemeester Petrus Martinus Hoek van Wateringen. Zijn vader Cornelis Hoek, geboren te Berkel, was ook al burgemeester. Tijdens de Franse tijd werd hij in 1811 als Maire benoemd. Een andere zoon van deze burgemeester was de bekende tuinbouwvoorman Harry Hoek (1839 -1919). Hij was gehuwd met Adriana Johanna de Kok. De Harry Hoekstraat in Wateringen werd naar hem genoemd. Clasina Catharina Persoon de jongste van de twee huwde in 1860 met Petrus Josephus Hoek (1838 -1902). Magdalena Persoon huwde in 1855 met Cornelis Petrus Hoek (1832 -1892). Hij was toen boer en later ook burgemeester van Wateringen. Zijn opa, vader en hij werden dus allen burgemeester van Wateringen, iets unieks. Hij was waarschijnlijk ook voordat hij als burgemeester werd aangesteld, betrokken geweest bij de bouw van de nieuwe 28,5 meter hoge stellingmolen die Cornelis Persoon in 1869 op de plek van de oude molen liet bouwen. In de sluitsteen boven de entree van de molen is dat nog duidelijk te lezen. Deze molen werd – op de molens van Schiedam na – de hoogste van Nederland. Een brand in 1880 verwoestte de romp van de molen gedeeltelijk, maar was in 1882 weer volledig hersteld. De jongste zoon van Cornelis en Magdalena, Johannes David Theodorus (David) Hoek volgde zijn opa Cornelis Persoon op als molenaar van Windlust. Op 1 mei 1930 verkocht David de molen aan de Wateringer Cornelis Nicolaas (Kees) Bom. Kort daarna schaft Kees een dieselmotor aan om de molenstenen aan te drijven.

De Westlandse Familie Bom
Het begint bij Jacob Willemszoon en zijn jongere zus Jannetje Willemsdochter Bom. Jawel, Jacob en Jannetje zijn de eerste leden van de bekende Westlandse molenaarsfamilie Bom die het molenaars vak gaan uitoefenen. Jacob zat met zijn vrouw Maria Jansdochter van Alenburgh op de korenmolen in ’s-Gravenzande, genaamd “De Voormolen”. Zoon Jan Jacobszoon en later kleinzoon Jacob Janszoon volgden hem op. Jannetje met haar man Cornelis Corneliszoon van Veen op de Molen van Monster  “De vier Winden”. Omdat haar man zeven jaar na de aankoop van de molen al kwam te overlijden, verhuurde Jannetje de molen tijdelijk aan neef Jacob Arentszoon Bom, die gehuwd was met Crijntie Huybregts van Duynstee. In 1689 werd Willem Corneliszoon van Veen vijftien en kennelijk oud genoeg om als molenaar zelfstandig te kunnen werken. Jannetje moest wel vaak de hypotheek op de molen verzwaren om alle lasten te kunnen blijven betalen. Willem huwde in 1697 met Neeltje Leendersdochter van der Schilde, die datzelfde jaar nog kwam te overlijden. Twee jaar later droeg hij en zijn moeder Jannetje de molen over aan neef Willem Flore Bom. Willem van Veen werd daarna tuinder in ’s-Gravenzande. Willem Bom verkocht de molen in 1718 aan Hendrik Holierhoek. Willem Bom pachtte daarna van 1719 tot 1723 de korenmolen in Loosduinen; deze viel in die periode ook onder Monsterambacht.

Anderhalve eeuw later
Met de aankoop van de molen Windlust door Cornelis Nicolaas (Kees) Bom, kregen we na 150 jaar en negen molenaars Bom, weer een molenaar uit deze familie. Met deze aankoop dienden zich op termijn weer negen molenaars aan. De broer van Kees, Willem werd molenaarsknecht op Windlust. Kees Bom (1880 -1967) was gehuwd met Anna Hendrica Maria Haagen (1880 -1967). Zij kregen negen kinderen waarvan zes zonen, die allen grote interesse in de molen hadden. Arnold kwam echter op 17-jarige leeftijd te overlijden aan tuberculose evenals zijn zus Anna, die 16 jaar werd. De broers Henk, Wim, Coen, Jan en Bert Bom kunnen we allen tot de oudmolenaars van Windlust rekenen. Wim was de laatste uit de rij die in december 2016 op ruim 100-jarige leeftijd kwam te overlijden. En het waren wel deze mannen die het de “Stichting Vrienden van de Wateringse Molen” mogelijk maakte om honderd jaar nadat deze door Cornelis Persoon was opgebouwd, aan een nieuwe periode te gaan werken. Drie jaar later kon de vlag op 1 mei 1972 in top, toen het bestuur van de molen deze weer volledig in gebruik kon nemen. Nu hebben nog twee neven Cees Bom 59 en Frans Bom 60 jaar, beide ook molenaars en wonend in de twee molenaarswoningen naast de molen, de leiding over de meel- en diervoederhandel die zich nog steeds in de molen bevindt.

Rijksmonument
Sinds de eeuwwisseling staat de molen bij de Rijksdienst bekend als Rijksmonument nr. 38408. Verschillende reparaties en een restauratie in 1993 heeft de molen Windlust sinds 1972 moeten ondergaan om haar in goede vorm te houden. En naar schatting heeft de molen sindsdien ruim 12,5 miljoen omwentelingen kunnen maken en vormt steeds het schitterende decor vanaf het Hofpark, het groene hart van Wateringen. Vanaf 1972 werd en wordt zij bediend door opvolgende en enthousiaste vrijwillige molenaars, als Gerard Barendse, Kees Franken, George Middendorp, Wim van Uffelen en Peter van Sloten.
En dan te bedenken dat het voormalige grondgebied van Wateringen vroeger wel acht molens telde, de twee molens van Kwintsheul tellen hierin niet eens mee. Dat waren achtereenvolgens de Wateringveldse Molen, die aan de Zweth stond, de oude Wateringveldse molen die op de kruising nabij de Zweth en de Dorpskade stond. Een ondermolen, nabij de rotonde Dorpskade bedrijventerreinen en een middenmolen nabij de kruising Dorpskade en de Middenweg. Deze laatste drie molens vormden de zogenaamde driegang. Verder kende men de Wipmolen op de kruising Oosteinde met de Tomatenlaan en twee houtzaagmolens aan het Oosteinde nabij de Laan van Scheltema en daarbij molen Windlust. De ondermolen en middenmolen langs de Dorpskade van de driegang functioneren nog steeds, de ondermolen staat sinds 1894 in Elspeet en heet molen de Hoop. De middenmolen staat sinds 1893 in Zeilberg gemeente Deurne.

Dit artikel kwam tot stand in samenwerking met de monumentencommissie van de gemeente Westland.

Bronnen:

  • Wateringen afstudeerwerk TU-Delft geschreven door Joseph Tae-guan Yo en Piet van der Valk in 1981.
  • Het fortuin van de Oranjes De betekenis van de West-Brabantse domeinen voor het huis Oranje-Nassau tijdens de Republiek door Ton Kappelhof. De korenmolen Windlust in Wateringen door Aart Sruijk uit het Historisch Jaarboek Westland 2011.
  • Het geslacht Bom, bakermat in het Westland van Diny Bom en Carla Drubers. George Middendorp en Peter van Sloten
  • internet o.a. Wikipedia.