H23 Scheepswerf
In 1839 kocht Leendert Verstoep, scheepsmaker uit Maassluis, grond aan de Prinsegracht om er een scheepswerf te starten. Voortvarend bouwde hij loodsen, een helling en de werf. Ook liet hij in 1840 dit woonhuis bouwen. Na het overlijden van Verstoep kwam de werf achtereenvolgens in handen van schoonzoon Arie Spanjersberg en Jacob van Waveren. Vervolgens werd Gerrit Krom, afkomstig uit West-Zaan, in 1898 de nieuwe scheepsbouwer. Tot 1930 was er sprake van een bloeiende werf, maar de economische crisis gooide roet in het eten. Ook zoon Klaas kon het tij niet meer keren. In 1958 kwam de scheepswerf tot een einde en werd het terrein in gebruik genomen door sloopbedrijf De Voeght. Dit woonhuis is het enige dat rest van de vroegere scheepswerf.
Het terrein is privé en niet toegankelijk.
In 1839 kocht Leendert Verstoep (1797-1873), scheepsmaker uit Maassluis deze kavel van Marinus Pijnacker. Hij wilde hier een scheepswerf starten en ook een nieuw huis bouwen; het nu nog bestaande huis onder nummer 9.
Om de nieuw te bouwen werf en het personeel te kunnen bekostigen, ging Leendert grote schulden aan bij diezelfde Marinus Pijnacker. Leendert pakte het groots aan. Een jaar na aankoop van het huis met tuinland werd geïnvesteerd in de scheepsmakerij, met loodsen, helling, werf en nóg een huis.
Vanaf 1840 was er dus sprake van een volwaardige scheepswerf in het centrum van Honselersdijk. De tuinbouw begon steeds belangrijker te worden in de streek, en met de toename van de export werd de behoefte aan nieuwe schepen, als ook aan het onderhoud, steeds groter. Op zakelijk gebied leken de zaken dus wel op rolletjes te gaan.
Na het overlijden van Leendert Verstoep op 12 juli 1873 nam schoonzoon Arie Spanjersberg de werf over. Hij en zijn vrouw leidden de werf, maar kwamen in 1886 vlak na elkaar te overlijden.
De scheepswerf werd te koop aangeboden, alsook alle gereedschappen en maar liefst 30 vaartuigen. Dat vond plaats in het najaar van 1886 in het café van Matheus Ignatius Nederpelt. Koper van de werf was de firma Abraham van Stolk, houthandelaren te Rotterdam. Zij kochten de werf voor fl 5.300.
De werf werd verhuurd aan Jacob van Waveren (1856-1937), geboren in Oud-Loosdrecht. Jacob leek aanvankelijk goed gedraaid te hebben, want in 1895 kocht hij de werf van de houthandelaren uit Rotterdam voor een bedrag van 6.200 gulden. Een fors bedrag dat werd geleend bij de Naaldwijkse tuinder Frank van Andel. Die lasten werden Van Waveren echter teveel: in 1898 ging hij failliet. De werf werd door schuldeiser Van Andel te koop gezet en voor fl 5.200 verkocht aan Jacob van Duijn.
En dus kwam er weer een nieuwe scheepsbouwer: Gerrit Krom (1865, Westzaan-1933, Monster). Hij ging in wonen op de werf en trouwde in 1899 met Geertruida Nicolai (1876-1962) uit Monster. Zij kregen één zoon: Klaas (1901-1952) die als kind al mee ging helpen op de werf.
De werf maakte zeer goede tijden mee in de jaren ’20, toen in de tuinbouw veel geld werd verdiend. Ook kwam er vraag naar het inbouwen van motoren, wat veel werk opleverde. Maar in de crisistijd van de jaren ’30 kwam daar een eind aan. Vele scheepswerven kregen het moeilijk. In 1933 kwam Gerrit te overlijden en nam zoon Klaas de werf over. Klaas Krom ontdekte de kunst van adverteren; met grote regelmaat waren er advertenties van zijn werf in de kranten te vinden. Desondanks gingen de zaken steeds minder en tijdens de bezetting kwam de werf helemaal stil te liggen wegens gebrek aan materialen. Vlak na de Tweede Wereldoorlog werd er een herstart gemaakt. In een advertentie werd gewag gemaakt van de terugkomst van bedrijfsleider Henk ‘na geruimen tijd van gedwongen afwezigheid’. Waarschijnlijk was deze medewerker in Duitsland tewerk gesteld geweest.
Toch werd al snel duidelijk dat een scheepswerf niet meer rendabel was. Het transport ging steeds meer per vrachtauto en de schuiten verdwenen als sneeuw voor de zon uit de vaarten. Nog in de jaren veertig verruilde Klaas het beroep van scheepsbouwer voor die van drogist. Hij startte zijn drogisterij in het dorp, aan de Van der Goesstraat 2. De werf werd in gebruik genomen door firma De Voeght, die de kavel in 1968 daadwerkelijk aankocht. Het betekende het einde van de Honselse scheepswerf.