P23 De familie Delfgaauw
Op dit adres woonde Tootje Delfgaauw. Zij had hier een drogisterij en een schoonheidssalon. In 1957 was zij Druivenprinses tijdens de Westlandse druivenfeesten.
De familie Delfgaauw had schilders- en aannemersbedrijven.
Aannemer George en zijn achterneven Gerard en Jacob Delfgaauw waren ook kunstschilder. Zij schilderden in de openlucht in en rond het dorp Poeldijk tot in de verre omtrek. Gerard kreeg landelijke bekendheid met landschappen en Rotterdamse havengezichten. George richtte zich op dorpsgezichten, het oude buiten ‘Toorenzigt’ bij Poeldijk en interieurs. Jacob op het landschap in de omgeving.
Tegenover de voormalige drogisterij staat het huis waar Jacob gewoond heeft. Het heet Parva Sed Apta Mihi, ‘Klein, maar groot genoeg voor mij’.
Voorheen stond daar een huis waar in vroeger eeuwen de leden van de Poeldijkse rederijkerskamer ‘De Terwebloem’ bijeen kwamen.
Beschrijving
De naam Delfgaauw is geen onbekende naam in Poeldijk, ook al is de naam nooit in groten getale voorgekomen. De naam Delfgaauw kwam je in de 20e eeuw wel regelmatig tegen in beroepen als aannemer, huisschilder, kaskitter, zelfs een herbergier en een drogist en dan wel voornamelijk in Poeldijk. Uit deze familie zijn ook enkele niet onverdienstelijke kunstschilders voortgekomen zoals Gerardus J. Delfgaauw, een autodidact.
Geboren in de Voorstraat als zoon van Jan en Maria Delfgaauw, was Jan van beroep huisschilder. Gerardus J. Delfgaauw trad in de voetsporen van zijn vader en was eveneens een gewaardeerd huisschilder met als specialiteiten het ‘marmeren’ en ‘trompe l’oeil’: ‘bedriegertjes’, het lijkt dan of een platte afbeelding driedimensionaal is. In 1907 verhuisde Gerardus naar Rijswijk alwaar hij zich ontpopte tot bekend huisschilder met neveninkomsten uit zijn passie, het kunst-schilderen. In 1927 gingen de zaken zo goed dat Gerard het zich kon permitteren om het ambachtelijke schilderen vaarwel te zeggen en zich geheel toe te leggen op het kunst schilderwerk. Met als specialiteit havengezichten en landschappen in de stijl van de Haagse School. Hij werkte ook wel onder pseudoniem. Waarom Gerard Delfgaauw niet in één adem genoemd wordt met de kunstschilders zoals Maris, Mauve, Israëls en Mesdag ligt misschien in het feit dat hij zich niet in het sociale leven van de kunstenaars bewoog, thuis in zijn eigen omgeving voelde hij zich het best. Zijn werk werd verkocht over de gehele wereld, en ook nu is er nog veel belangstelling voor zijn schilderijen.
Een andere Delfgaauw, een achterneef van Gerardus, George W. Delfgaauw was ook een toegewijd kunstschilder. George W. bleef dichter bij huis, alhoewel zijn beroep aannemer was maakte hij toch tijd vrij voor zijn tweede grote liefde: het vastleggen van Poeldijk, de omgeving en interieurs, op het doek. Het oude, tot de verbeelding sprekende Toorenzigt langs de Gantel heeft hij meerdere malen in olieverf weergegeven.
Jacob en Jan Delfgaauw schilderden naast hun reguliere werk ook bijzonder sfeervolle taferelen.
Het ouderlijk huis van de familie Delfgaauw met witte puntgevel, dat gesierd wordt met de Latijnse spreuk “Parva Sed Apta Mihi” staat in de Voorstraat op no. 58. De betekenis van deze spreuk “Klein, maar geschikt voor mij” is tekenend voor de bescheidenheid van deze familie
Op deze locatie heeft in de 16e eeuw een pand gestaan waar de Poeldijkse Rederijkerskamer een onderkomen had. Een Rederijkerskamer was een vereniging voor het bevorderen van en plezier beleven aan toneel, proza en dichtkunst. De Poeldijkse Kamer bestond onder de naam ‘De Terwebloem’ met als zinspreuk ”Door Liefde Bloeyende ” De naam De Terwebloem komen we heden ten dage nog tegen als naamgever van het Poeldijkse verzorgingshuis.
Tegenover dit pand begon in 1924 de broer van Gerardus, Cornelis, een drogisterij. In het portiek hing boven de entree een prachtige gaper. Deze stelde voor een Moor met een doek als een tulband om het hoofd gebonden. Aan zo’n gaper boven een winkel herkende men een drogisterij. Men zag ze in vroeger tijd alom. De gaper heette zo omdat hij de mond geopend hield om zo een medicijn in te kunnen innemen.
Helaas bleek de gaper op zeker moment ‘verdwenen’.

De oude drogisterij: Het huis met de erker op de verdieping (1925). Pas later werd de linkervleugel met erker aangebouwd.
Nadat Cornelis in 1933 op jonge leeftijd overleed zette zijn echtgenote de zaak voort totdat dochter Tootje deze begin jaren ‘60 overnam. De moeder bleef bij haar dochter in het woonhuis en zat daar graag in een comfortabele stoel aan het erkerraam. Daaraan zat buiten een spiegeltje bevestigd, een zogenaamd spionnetje, waardoor zij passanten en bezoekers in de straat kon zien aankomen. Dat bracht haar veel levendigheid.
Het gedeelte met het erkerraam beneden is later aan het pand gebouwd.
Tootje was een aantrekkelijke jonge vrouw en dat viel niet alleen haar mannelijke leeftijdgenoten op, maar ook Leen Barendse, zoon van Jan Barendse en de voorzitter van de Oranjefeesten, vandaar dat hij Tootje vroeg Druivenprinses te zijn tijdens de Druivenfeesten in 1957, een rol waar zij van genoot en die zij met verve vervulde.

Toorenzight, geschilderd door George Delfgaauw, 1936. Coll. Geo van Leeuwen.
De drogisterij, later ook parfumerie (1924 – 2002).
Aan het interieur van de Parfumerie – Drogisterij is nauwelijks iets veranderd. In de winkel stonden aan de linker- en rechterzijde toonbankjes en tegen de wanden stond het van de vloer tot het plafond vol met potjes, flesjes en tubes. Parfum, crèmes, make-up en nagellak. Ook haarspelden en -verzorgingsmiddelen . Op de vloer en op de toonbank stonden rekjes met sieraden, allerlei sjaaltjes, riemen en tasjes. Met als lijfspreuk ”Ik sta hier niet om vliegen te vangen” probeerde Tootje altijd wat extra’s aan je te verkopen. In een kamertje boven de winkel richtte zij als één van de eersten in het Westland een schoonheidssalon in.
De komst van de Euro in 2002 was voor Tootje een mooie gelegenheid om te stoppen met haar nering. Na de sluiting van de winkel heeft zij er nog een aantal jaren gewoond totdat zij in 2016 overleed.

Tootje in haar domein, kort voor de sluiting in 2002.